Welkom bij CHUANGRONG

De kwaliteit van het gewricht hangt af van uw nauwgezette naleving van de volgende aanbevelingen.

5.1 HANTEREN VAN DE LEIDINGEN EN KOPPELINGEN

Tijdens het lassen moeten de leidingen en koppelingen een bijna omgevingstemperatuur hebben, zoals gedetecteerd door de temperatuursonde van de lasser.Ze moeten daarom zowel vóór als tijdens het lassen worden beschermd tegen direct zonlicht, omdat ze anders veel warmer kunnen worden dan de omgevingstemperatuur, met als gevolg een negatief effect op het elektrosmeltproces (dwz overmatig smelten van de buis en de koppeling).Verplaats bij extreem hoge temperaturen de leidingen en koppelingen naar een koele, schaduwrijke plek en wacht tot de temperatuur terugkeert naar omgevingswaarden.

5.2 VOORBEREIDING

Snijd de uiteinden van de pijpen die worden voorbereid voor het lassen haaks af met behulp van geschikt pijpsnijgereedschap (wij raden aan de pijpsnijder te gebruiken, zie Figuur – 1 -).

Let er goed op dat u het buigen of ovaliseren van de buis vermijdt.

5.3 REINIGING

Schraap de geoxideerde oppervlaktelaag van het uiteinde van de buis of fitting glad met geschikt gereedschap (wij raden de RTC 315 pijpschraper aan, zie Figuur – 2 -).Zorg ervoor dat u eenzelfs, algehele schrapende actieop de oppervlakken aan de bij het lassen betrokken buisuiteinden, zich uitstrekkend over ten minste 1 cm voor elke helft van de koppeling.Als dit reinigen niet nauwkeurig gebeurt, zal slechts een oppervlakkige hechting worden bereikt, omdat de geoxideerde laag moleculaire penetratie tussen de onderdelen verhindert en zo het goede resultaat van de lasactie verstoort.Schrapen met schuurpapier, raspen of amarilslijpschijven is dat welabsoluut ongeschikt.

Haal de koppeling pas vlak voor gebruik uit de verpakking en reinig de binnenkant van de koppeling volgens de instructies van de fabrikant.

5.4 POSITIONERING

Schuif de uiteinden van de buizen in de koppeling.

Het is essentieel om een ​​uitlijnapparaat te gebruiken:

- ervoor zorgen dat de onderdelen tijdens de las- en afkoelfasen in een stabiele positie blijven;

- om elke mechanische belasting van de verbinding tijdens de las- en afkoelfase te vermijden;

(we raden aan een van de uitlijningsapparaten uit het assortiment te gebruiken, zie Figuur – 3 -).

5.5 LASSEN

De ruimte waar wordt gelast moet worden beschermd tegen bijzonder ongunstige weersomstandigheden, zoals vocht of temperaturen onder -5°C of boven +40°C.

Gebruik de kabel- en lasparameters die geschikt zijn voor de koppeling die u gebruikt.

5.6 KOELEN

De koeltemperatuur varieert afhankelijk van de diameter van de koppelingen en de omgevingstemperatuur.Houd u altijd aan de timingaanbevelingen van de fabrikanten van de bij het lassen gebruikte buizen en koppelelementen.

Het verwijderen van de uitlijninrichtingen en het loskoppelen van de laskabels mag pas gebeuren nadat de afkoelfase is beëindigd.